Wadden

consequent en consistent
Over de bestuurlijke problematiek van de Waddenzee is al eindeloos gepalaverd en opgetekend. In de gelijknamige bundel, die in 1988 verscheen, ter voorbereiding van een congres over de wenselijkheid van een Waddenwet schreef ik een bijdrage. Vijf jaar daarvoor had ik (in bestuurlijke zin) het Waddengebied verlaten. Maar het bestuurlijk onvermogen om tot consequent en consistent beleid te komen zat me nog steeds hoog. Ik schreef : “Samenhangende wetgeving, een kaderwaddenwet, heeft alleen zin als grote bedreigingen, van rijkswege mogelijk gemaakt, met behulp van die wet worden aangepakt.” Als een rechtgeaarde lokale bestuurder in die tijd gaf ik tal van voorbeelden, waarbij (toen) onder andere de Wet geluidhinder en de Natuurbeschermingswet in het belang van verstoringen door militaire oefeningen en delfstofwinning ruimhartig werden geïnterpreteerd. De Waddenwet moest meer ruimte geven voor lokaal bestuur en de plaatselijke bevolking om de kwaliteit van het Waddengebied vast te houden.

Voor mij was in die tijd en nu nog steeds duidelijk, dat we in alle opzichten voorzichtig moeten zijn met de kwaliteit van het Waddengebied. Toen leefden we nog met grote onzekerheden over de effecten van vervuiling door onder andere PCB’s. Inzicht in die effecten waren en zijn nodig. Van alle menselijk handelen, zeg ik met overtuiging. En zeker nu het waddengebied (jammer genoeg in Nederland alleen de Waddenzee) als werelderfgoed op de kaart staat. In het essay over de “Wadden onder de waterspiegel”, dat onlangs verscheen zeg ik; “De mate van zekerheid over effecten van menselijk handelen zou bepalend moeten zijn voor de gebruiksruimte die kan worden geboden.” En over het beleid: “Goede wil, maar uitzondering en uitvluchten te over.” In het Regiecollege Waddengebied (RCW), dat ik mag voorzitten, wordt die discussie diepgaand gevoerd.

Nu weer hebben we discussies gehad over onderwerpen als de garnalenvisserij, windmolenparken en zoutwinning onder het Wad. In het blad Geografie wordt die zoutwinning in een stevig artikel “Fout zout onder de Waddenzee?” onder de loep genomen. De bodemdaling is met 4 centimeter bijvoorbeeld het viervoudige vergeleken met die boven de gasvelden van Groningen. Met hopelijk toch minder onverwachte effecten. En daar zit uiteraard de clou. In de Milieurapportage wordt het herstellend vermogen van de Wadden zo ingeschat, dat van blijvende effecten van de bodemdaling door de zoutwinning geen sprake is. Tijdelijk zullen die effecten er zeker wel zijn, zegt het NIOZ. Het permanent verdrinken van wadplaten is onwaarschijnlijk, al zal de samenstelling van het aan te voeren sediment de wadbodem qua samenstelling doen veranderen. Mijn conclusie is dat de dynamiek van de Wadden elk effect van menselijk ingrijpen en elke risico-analyse onzeker maakt. Behoud en versterking van de waarden van het Waddengebied is voor ons allemaal het uitgangspunt, ook van Rijkswege. Ook zonder een Waddenwet. En we zouden consequent en consistent de veilige kant moeten kiezen. Zoveel is zeker!

Blog 060415