Burgemeester (1)

Het aantal publicaties over de burgemeester is ontelbaar. In Nederland verschijnen er elk jaar weer nieuwe studies. Velen zijn gefascineerd door dit vak. Er hangt een zekere mystiek omheen en aan de functie wordt nogal wat macht toegedicht. De hoogleraar Korsten is één van de onderzoekers, die het burgemeesterschap in Nederland nauwkeurig in kaart heeft gebracht. Bij de laatste presentatie van de 10 geboden voor burgemeesters van zijn hand heb ik een aantal opmerkingen gemaakt over de gebrekkige selectieprocedure voor burgemeesters. De weergave van mijn kritiek is niet altijd even duidelijk verwoord in de pers. Dat kan, maar ik zet toch graag een paar puntjes op de i. En daarbij neem ik helemaal geen voorschotje op wat er straks moet gebeuren bij de keuze voor een burgemeester voor onze nieuwe gemeente Alphen aan den Rijn.

 

Elk jaar sneuvelen er gemiddeld 7 burgemeesters. De oorzaak daarvan is altijd zeer verschillend. Sommige burgemeesters hadden zich al bewezen in eerdere gemeenten, maar gingen toch onderuit in een volgende. Hoe is dit te voorkomen? Dat is nooit helemaal te realiseren, maar mijn stelling is dat het selectieproces professioneler moet. Een enkele commissaris van de Koningin is daar al volop mee bezig, zoals die van Zuid Holland. Wat betekent professioneler? Allereerst zou ik zeggen dat de scouting altijd gepaard moet gaan met een geschiktheidstest. Dus in het algemeen of de kandidaat het niveau heeft om het vak te kunnen uitoefenen. Dat zegt nog niets over de specifieke “match” tussen de gemeente en de kandidaat-burgemeester. Immers in elke gemeente, in elke stad wordt een profiel geschreven als er een vacature is en daar past niet elke geschikte kandidaat in. Dus is het nodig om een assessment af te nemen van de kandidaat, en die test moet op de maat van de gemeente zijn geschreven.

 

De vraag blijft of de kandidaten, die met de vertrouwenscommissie uit de gemeenteraad spreken allen al getest moeten zijn of dat dat met bijvoorbeeld de top twee of drie gegadigden moet gebeuren. Met andere woorden: de vertrouwenscommissie bepaalt wie wordt getest en welke aandachtspunten daarbij van belang zijn en voeren vervolgens een tweede beslissende gesprek. Dat laatste is een stuk effectiever dan het eerst afnemen van een test bij alle kandidaten. Tegelijkertijd betekent dat wel dat de Commissaris van de Koningin kandidaten aan de vertrouwenscommissie presenteert, die wel geschikt zijn, maar niet per definitie als een dekseltje op het potje van de gemeente, waar de vacature is.  

Naast deze professionalisering is het ook nodig meer te doen aan de voorbereiding van burgemeesters voor het vak. Daarin wordt al geïnvesteerd, maar dat moet worden uitgebreid. En de coaching, door een aantal Commissarissen al ingevoerd, van nieuwe burgemeesters door oude rotten in het vak is ook erg zinvol. De tijd is voorbij dat burgemeesters het vak kunnen leren in kleine gemeenten en dan doorgroeien. Elke gemeente is zo anders en veel kleine hebben we niet meer in Nederland. Over de publicatie van professor Korsten en de tien geboden voor burgemeesters wil ik bij een andere gelegenheid nog wel iets kwijt.