Om wie draait het in 2016?

Je kunt in je leven keuzes maken, die onherstelbaar zijn. Met terugwerkende kracht zijn ze niet meer ongedaan te maken. Aan het begin van het nieuwe jaar 2016 wil ik best bekennen, dat zoiets voor mij ook geldt. Zo las ik in een opnieuw uitgegeven en prachtig door Rokus Hofstede vertaalde roman “ De burgemeester van Veurne” van Simenon : (citaat) “Dingen die hij zag als overduidelijke vergissingen in het leven, zoals politiek en golf, was hij altijd uit de weg gegaan.” Daar zit ik dan al jaren goed fout. En er valt niet veel meer aan te doen. Dat zou in ieder geval weinig effect meer sorteren. De overheid, die in een voortdurend proces van digitalisering van bedrijfsprocessen, voorzieningen en dienstverlening verkeert, heeft een aantal vergissingen gemaakt, die nog wel hersteld kunnen worden. Nog beter geformuleerd: moeten worden! En die vergissingen waren overigens erg logisch, namelijk dat voorop stond de bedrijfsvoering van de overheid te verbeteren . De berichtenbox is niet bedacht om het de burger naar de zin te maken.

Die ommezwaai in denken zal dit jaar centraal staan. De doelstelling tot nu: “de burgers massaal en goedkoop bereiken” blijft, maar alle aandacht moet erop gericht zijn die doelstelling aan te laten sluiten op de belevingswereld van die digitaal werkende burger. Dat betekent voor de berichtenbox bijvoorbeeld dat die eenvoudig gekoppeld moet worden aan persoonlijke e-mailboxen, dat de burger moet kunnen antwoorden en dat hij niet iedere keer de digitale handtekening, DigiD, moet gebruiken. Dat laatste komt er snel aan, daar ga ik van uit, door een appje te installeren. We moeten er dit jaar voor zorgen dat Mijnoverheid/berichtenbox niet steeds meer een mijnOverhead wordt, waarbij digitalisering wordt ingezet om het de overheid eenvoudiger te maken in plaats van de burger. Die moet steeds extra handelingen doen (uitzoeken, activeren, opzoeken, inloggen) om besparingen bij de overheid mogelijk te maken. Het is overduidelijk dat we ook snel de “knop moeten omzetten” nopens de regie op gegevens. Het inzien van persoonlijke gegevens is niet voldoende; de burger moet er mee aan de slag kunnen.

Het best gedigitaliseerde waterschap, het Wetterskip Fryslân, vermijdt zo veel mogelijk het gebruik van DigiD. Omdat die een barrière vormt voor de gewenste communicatie. Het geeft te denken waarom we voor veel zaken waar een digitale handtekening voor nodig is, niet gewoon de simpele techniekvan bijvoorbeeld Geenpeil, gebruiken. Immers, niet voor alle zaken die de burger met de overheid doet is het allerhoogste veiligheidsniveau noodzakelijk. De middelen die op dit moment ontwikkeld worden voor identificatie en authenticatie, moeten aansluiten op de belevingswereld van de burger. Mobiel en anderenieuwe technologieën die het gemak van de burger dienen, komen ook de overheid ten goede. In de doorontwikkeling van voorzieningen moeten we de burger mee laten praten. Misschien zelfs echt invloed geven, om zo resultaten te halen, die de digitalisering bevorderen. Voor een betere dienstverlening vanuit de overheid en om vergissingen te voorkomen.

Een mooi voornemen voor het nieuwe jaar: een gelukkig 2016!

 

 

DigiBlog 040116

“Een staat zonder middelen tot verandering mist middelen om te blijven voortbestaan”

Verfrissend, zo kun je dat noemen, is het om van enige afstand te kijken naar Nederland. De troontrede te lezen op het Griekse eiland Lefkas is bijna vervreemdend. De Nederlandse economie trekt aan, maar het moet beter. Op dit prachtige eiland gaat het zeker nog niet zo goed. De middenstand, de toeristische bedrijvigheid heeft het zwaar. Maar mijn extra fooi bij de bakker wordt trots geweigerd. Het roer moet om, maar hoe? Het is vooral de overheid hier, die niet tot veranderen in staat is. Die overheid lijkt zichzelf te marginaliseren. De politiek-filosoof Burke zei het al: “Een staat zonder de middelen tot verandering mist middelen om te blijven voortbestaan”. (Dit citaat vinden we ook terug in de geweldige biografie over Churchill van Boris Johnson, de burgemeester van Londen. Churchill begreep als geen ander de betekenis van deze stelling van Burke.)

Het is niet aan mij om hier en nu kritiek te leveren op de troonrede. Toch had de urgentie om de overheid te veranderen wel wat meer mogen doorklinken. De samenleving is in rap tempo aan het digitaliseren. En de vernieuwing in de economie is voornamelijk gebaseerd op nieuwe technologie. In mijn opdracht regie te voeren op de verdere ontwikkeling van de Generieke Digitale Infrastructuur van de overheid zie ik op veel terreinen een groot gebrek aan verandering, aan ontwikkeling. Ik zie het als mijn taak alle betrokken overheidsdienaren te overtuigen een tandje bij te zetten. De procesgang binnen de overheid, de beleidsvorming, en de dienstverlening moet anders. Die moet op de nieuwe technologie worden gebaseerd. En waarom? Om de maatschappelijke problemen beter te lijf te kunnen. Van criminaliteitsbestrijding tot jeugdhulpverlening, van betere zorg tot burgerparticipatie.
Verfrissend, maar vooral nodig en urgent

In het nieuwe Digiprogramma, dat aan het kabinet wordt voorgelegd in december, zal aandacht worden gegeven aan die noodzaak van een versterkte aanzet tot veranderen. De digitale dienstverlening, vooral ook een zaak voor en van gemeenten, moet meer ruimte krijgen. Met alle aandacht voor een vangnet voor de niet-taalvaardige en niet-digitale achterblijvers. De wet op de Generieke Digitale Infrastructuur (onze ‘wet Plasterk’ noemen we die in de wandelgangen) moet binnen twee jaar in de Staatscourant. Het eID-stelsel, waarbinnen een privaat en publiek elektronisch, digitaal identiteitsmiddel wordt ontwikkeld, moet sterker in samenhang worden aangestuurd. Ambtelijk wordt het geheel nu wel erg volatiel, ambigue en complex opgepakt. 
Tot slot: de overheid moet ervoor zorgen dat de burger regie over zijn gegevens, die her en der zijn opgeslagen, gaat krijgen.
In alle opzichten vraagt deze aanpak een overheid die verandert. Om te voorkomen, om met Burke te spreken, dat de overheid marginaliseert. Verfrissend om er vanaf Lefkas op afstand zo tegen aan te kijken? Jazeker, maar vooral nodig en urgent!

Bas Eenhoorn

 

 

Digiblog 170915

Met beleidsmakers alleen ga je het niet meer redden in deze wereld

Cicero schreef al meer dan 2000 jaar geleden wijze lessen over het besturen van de Staat. Vandaag de dag valt er nog veel van te leren. Leiderschap komt je niet zo maar aanwaaien. Het is de kunst om met een goede timing de goede dingen te doen en te zeggen. Van Cicero heb ik altijd geprobeerd in ieder geval twee lessen in de praktijk te brengen. De ene is dat het geen teken van zwakte is om compromissen te sluiten. De andere daagt de leider uit om te zorgen voor loyaliteit om zich heen. Ontegenzeggelijk zijn er verbanden tussen beide en er zijn vele varianten, die ons helpen in goed bestuur. Onlangs mocht ik gesprekken voeren met de naaste medewerkers van Obama, die hij had gevraagd hem te helpen de digitale overheid (e Government) verder te ontwikkelen. Beide met een sterk technische achtergrond, die om te beginnen Obama-care uit het digitale slop moesten halen en dan verder. Het beleid was vastgelopen en de kennis ontbrak om de goede dingen te doen. "If you don't speak Spanish, get someone who does" was het devies. En dus kwamen er "techies" in de top. Met beleidsmakers alleen ga je het niet meer redden in deze wereld. Obama weet zich verzekerd van grote loyaliteit van bedrijven als Google en Microsoft en de besten uit hun stal zijn nu de eerste adviseurs van de President. En het helpt.....een mooie les.

“Get the President as your biggest supporter”

Het aardige is dat Obama ook laat weten hun werk van cruciaal belang te vinden voor het vormen van de nieuwe digitale overheid. "Get the President as your biggest supporter" is het motto en dat zet heel veel in beweging. Die uitdaging ligt er voor onze MP, die als geen ander aanvoelt dat de overheid sneller moet inspelen op de nieuwe digitale wereld. In mijn verantwoordelijkheid als digicommissaris, indachtig de lessen van Cicero, begrijp ik best dat we compromissen hebben te sluiten en dat niet alles wat nodig is direct kan worden aangepakt. Belemmerende wetgeving kan niet van de ene op de andere dag worden omgebouwd. Maar bijvoorbeeld het besef dat we kaderwetten moeten maken in plaats van specifieke, die zijn toegesneden op nu bekende elektronische diensten (een hele uitdaging), en dat we de rol van de burger ten opzichte van de overheid anders moeten definiëren dan we gewend zijn, daar zou de MP een mooi signaal over kunnen afgeven. Dat compromissen sluiten verstandig is om zoveel mogelijk belangen mee te krijgen in de beweging naar de digitale overheid betekent niet dat het daardoor allemaal eenvoudiger wordt. De beslissing om te komen tot een eID stelsel bewijst dat. Maar de loyaliteit die daarmee wordt opgebouwd met het bedrijfsleven en binnen de overheid moet zich uitbetalen. Dat kan alleen met strakke sturing, voorspelbaar gedrag en voortdurende aandacht van de politieke top. Want het doel dat we moeten bereiken om de Nederlandse burger en het bedrijfsleven zo goed mogelijk te bedienen door digitaal veilig en betrouwbaar en consumentgericht te handelen is cruciaal. Cicero houd ik ervoor bij de hand.

Blog 200815

Wat in de maatschappij gewoon is, is dat voor de overheid nog niet

Ruim 90 procent van alle Nederlanders is dagelijks online. Ruim 80 procent gebruikt dagelijks een mobiel “device” om zaken te doen. Geen wonder dus, dat de ambitie van het huidige kabinet op dat punt helder is: over twee jaar moet iedereen die dat wil, via de digitale weg kunnen communiceren met de overheid.  Over vergunningen, om informatie te verkrijgen, om een rijbewijs te verlengen……..
Maar wat in de maatschappij gewoon is, is dat voor de overheid niet. We zijn nog lang niet zover. Het afgelopen jaar ben ik bezig geweest om eerst wat orde te scheppen in de wijze waarop de overheid met de uitdagingen van het digitale tijdperk omgaat. In opdracht van het kabinet, in goed overleg met alle bestuurslagen, departementen, en uitvoeringsorganisaties, hebben we de financiën redelijk op orde gekregen, een gezamenlijk programma opgesteld en afspraken gemaakt over de aansturing van hetgeen allemaal moet gebeuren.

"Van alle digitaal hoogontwikkelde landen bungelt de Nederlandse overheid onderaan"

Een goed begin is het halve werk, maar nu komt het er op aan. Van alle digitaal hoogontwikkelde landen bungelt de Nederlandse overheid onderaan. Het beschikbaar hebben van e-services, het werken aan open data en data driven policy, interconnectiviteit, het ontwikkelen van een e-identiteit (via een app bijvoorbeeld), voor dat alles moet heel veel werk worden verricht. En voor het doorontwikkelen van bestaande voorzieningen is initieel geld nodig. Of het nou gaat om het Handelsregister, het digitale loket of Standard Business Reporting (SBR), het gaat niet vanzelf.
Dus voor allen in de overheid is er werk aan de winkel en noodzaak te investeren; de cost gaat voor de baet uit, zoals ook uit de ervaringen in andere landen blijkt. Want in veel landen wordt aanzienlijk sneller gereageerd op wat in het maatschappelijk verkeer normaal/digitaal wordt gedaan. In Nederland zijn er prachtige voorbeelden van hoe het kan: de digitale belastingaangifte (bij wet binnenkort aan de burger verplicht gesteld), de gedigitaliseerde gemeente Molenwaard en de wijze waarop het CBS aanhaakt bij de digitale mogelijkheden.
Waarom is de Nederlandse overheid achter geraakt? Een goede analyse is op zijn plaats en ik zie het in mijn tweede jaar als Digicommissaris als opdracht om alles op alles te zetten de barrières voor de noodzakelijke doorontwikkeling te slechten. Daar hoort zeker de overweging bij om, net zoals we de burger kunnen verplichten bijvoorbeeld digitaal de belastingaangifte te doen, ook een verplichting  op te leggen aan de overheid zelf om digitale communicatie mogelijk te maken voor wie dat wil. Soms is een wortel (een beter en goedkoper werkende overheid, die daadwerkelijk de bureaucratische last door digitalisering vermindert) niet voldoende en moet de stok worden gehanteerd.

Blog 130815

Wadden

consequent en consistent
Over de bestuurlijke problematiek van de Waddenzee is al eindeloos gepalaverd en opgetekend. In de gelijknamige bundel, die in 1988 verscheen, ter voorbereiding van een congres over de wenselijkheid van een Waddenwet schreef ik een bijdrage. Vijf jaar daarvoor had ik (in bestuurlijke zin) het Waddengebied verlaten. Maar het bestuurlijk onvermogen om tot consequent en consistent beleid te komen zat me nog steeds hoog. Ik schreef : “Samenhangende wetgeving, een kaderwaddenwet, heeft alleen zin als grote bedreigingen, van rijkswege mogelijk gemaakt, met behulp van die wet worden aangepakt.” Als een rechtgeaarde lokale bestuurder in die tijd gaf ik tal van voorbeelden, waarbij (toen) onder andere de Wet geluidhinder en de Natuurbeschermingswet in het belang van verstoringen door militaire oefeningen en delfstofwinning ruimhartig werden geïnterpreteerd. De Waddenwet moest meer ruimte geven voor lokaal bestuur en de plaatselijke bevolking om de kwaliteit van het Waddengebied vast te houden.

Voor mij was in die tijd en nu nog steeds duidelijk, dat we in alle opzichten voorzichtig moeten zijn met de kwaliteit van het Waddengebied. Toen leefden we nog met grote onzekerheden over de effecten van vervuiling door onder andere PCB’s. Inzicht in die effecten waren en zijn nodig. Van alle menselijk handelen, zeg ik met overtuiging. En zeker nu het waddengebied (jammer genoeg in Nederland alleen de Waddenzee) als werelderfgoed op de kaart staat. In het essay over de “Wadden onder de waterspiegel”, dat onlangs verscheen zeg ik; “De mate van zekerheid over effecten van menselijk handelen zou bepalend moeten zijn voor de gebruiksruimte die kan worden geboden.” En over het beleid: “Goede wil, maar uitzondering en uitvluchten te over.” In het Regiecollege Waddengebied (RCW), dat ik mag voorzitten, wordt die discussie diepgaand gevoerd.

Nu weer hebben we discussies gehad over onderwerpen als de garnalenvisserij, windmolenparken en zoutwinning onder het Wad. In het blad Geografie wordt die zoutwinning in een stevig artikel “Fout zout onder de Waddenzee?” onder de loep genomen. De bodemdaling is met 4 centimeter bijvoorbeeld het viervoudige vergeleken met die boven de gasvelden van Groningen. Met hopelijk toch minder onverwachte effecten. En daar zit uiteraard de clou. In de Milieurapportage wordt het herstellend vermogen van de Wadden zo ingeschat, dat van blijvende effecten van de bodemdaling door de zoutwinning geen sprake is. Tijdelijk zullen die effecten er zeker wel zijn, zegt het NIOZ. Het permanent verdrinken van wadplaten is onwaarschijnlijk, al zal de samenstelling van het aan te voeren sediment de wadbodem qua samenstelling doen veranderen. Mijn conclusie is dat de dynamiek van de Wadden elk effect van menselijk ingrijpen en elke risico-analyse onzeker maakt. Behoud en versterking van de waarden van het Waddengebied is voor ons allemaal het uitgangspunt, ook van Rijkswege. Ook zonder een Waddenwet. En we zouden consequent en consistent de veilige kant moeten kiezen. Zoveel is zeker!

Blog 060415